Trouw (17 januari 2015)
Google maakt hersendood
Nieuwe software maakt ons leven zo makkelijk, dat we vergeten te denken, betoogt Nicholas Carr in zijn nieuwe boek De glazen kooi.
58 x bekeken- Lees ook: Zo geven we de toekomst weer vorm (Filosofie magazine)
In 1988 kwam vliegtuigbouwer Airbus met een revolutionair passagierstoestel, de A320. De pedalen en hendels die in vliegtuigen altijd met kabels, katrollen en hydraulische pompen verbonden waren geweest met de bewegende delen, waren vervangen door een computer. De analoge wijzerplaten en meters hadden plaatsgemaakt voor zes grote schermen.
Dit was een “glazen cockpit”, zeiden piloten. De verbinding tussen piloot en techniek veranderde fundamenteel. De piloot werd toeschouwer in plaats van deel van de machine, en in plaats van mechanische krachten voelde hij alleen nog maar knopjes. Het was een belangrijke stap in de ontwikkeling van de automatische piloot – een ontwikkeling die nog niet is afgelopen en binnen afzienbare tijd gaat leiden tot vliegtuigen waar niet eens piloten meer voor nodig zijn.
De automatische piloot staat symbool voor de automatisering die onze hele wereld door elkaar aan het schudden is, zegt Nicholas Carr in zijn nieuwe boek. Carr is een Amerikaanse journalist die onder andere voor de New York Times en Wired over nieuwe technologie schrijft. De glazen kooi uit de titel verwijst naar de glazen cockpit, die uiteindelijk dreigt te verworden tot een gevangenis. Want steeds meer bepaalt de computer, in plaats van wijzelf, in hoeverre we nog mogen meedoen.
Nee, Carr behoort duidelijk niet tot de techno-optimisten die jubelen dat de digitale revolutie de mens vrijmaakt. Dat is al bekend bij mensen die Het ondiepe (2010) hebben gelezen, waarin hij betoogt dat internet onze manier van denken en de structuur van onze hersenen verandert. Maar dat betekent niet dat het een mopperboek is geworden. Integendeel, Carr blijft nuchter en analystisch. Soms een beetje houterig – al lijkt dat meer te liggen aan de keus van de vertaler om heel dicht bij het Engels te blijven.
Carr bekijkt nauwgezet de wetenschappelijke onderzoeken, en bestudeert concrete voorbeelden om te zien wat automatisering precies met ons doet. Want niet alleen in het vliegtuig, in het ziekenhuis, bij de bank of in de fabriek, maar ook in ons persoonlijke leven worden steeds meer taken overgenomen door geautomatiseerde systemen. We vertrouwen op algoritmes, we raadplegen schermen en we volgen het advies van onze apps. Er zijn al bedrijven, zoals Xerox, die de computer laten uitrekenen welke sollicitanten moeten worden aangenomen.
Heel handig natuurlijk, maar automatisering heeft een heleboel onbedoelde bij-effecten. Niet alleen op de werkgelegenheid, maar ook op ons eigen brein. Dat leert namelijk door diep geconcentreerd, liefst met verschillende zintuigen, aan een probleem te werken. Hoe meer we aan de automatische piloot kunnen overlaten, hoe minder onze eigen vaardigheden groeien. Daarom pleit zelfs de internationale luchtvaartsector intussen voor een grotere rol van piloten, omdat ze in complexe crisissituaties anders het roer niet meer kunnen overnemen.
Voor software-ontwikkelaars is dat niet efficiënt. Die willen een wereld waar niet alleen vervelende klussen, maar in toenemende mate ook intellectuele arbeid, wetenschappelijke afwegingen, morele keuzes en alle andere moeilijke dingen door apparaten en programma's worden overgenomen. Op allerlei manieren betekent dit echter een groeiende afstand tussen ons en onze omgeving, laat Carr zien. Welke keuzes precies worden gemaakt, en of we misschien worden gemanipuleerd, dat wordt steeds moeilijker te zien. De techneut zegt: maakt niet uit, als het maar werkt. Maar zo simpel ligt het niet, zegt Carr tegen het eind van zijn verhaal. We hebben lichamelijke betrokkenheid op onze omgeving nodig, omdat we anders niet goed kunnen leren, minder creatief worden en minder voldoening bereiken.
Achter de evenwichtige zinnen van Carr schuilt een vraag die in de loop van zijn boek steeds dringender wordt: waar gaat het heen? Onze identiteit, ons menszijn, wordt gevormd door het overwinnen van weerstand. Wij willen graag resultaat, consumptie, maar menselijke ontplooiing gebeurt alleen op de weg daarnaartoe. Wat als we dat wegautomatiseren?
“Technologie maken we het liefst zo gemakkelijk dat je er zelfs nog mee kunt werken als je hersendood bent”, zegt Google-directeur Alan Eagle, en dat is geen grootspraak, zegt Carr, want Silicon Valley werk serieus aan een “frictieloze” wereld, waar geen wrijving meer bestaat en alles zich voegt naar onze voorkeuren. Maar wie zijn wij dan nog? Ons leven wordt steeds programmeerbaarder. Heel efficiënt en handig te managen. Maar als we niet uitkijken blijven wij achter als ontevreden, creatiefloze, incapabele, manipuleerbare mensen. Die uiteindelijk niet eens meer nodig zijn ook.
Dat Carr daar zo nuchter onder blijft, is misschien nog wel het knapste van zijn verhaal.
Nicholas Carr, De glazen kooi. Wat automatisering met ons doet (uitgeverij Maven Publishing), € 22,00.
Gerelateerde artikelen
- Tegeltuinen, Jacques Ellul en de invloed van techniek (podcasts)
- Hete hangijzers in het voedselsysteem (1) - knutselen aan planten (Foodlog, De Groene Amsterdammer)
- Machines om nergens te komen (De Groene Amsterdammer)
- ‘Materie? Die bestaat alleen in onze geest’ (De Groene Amsterdammer)
- Staan in de wereld van nu (overig)
Gebruikte Tags: boeken, internet, techniek